Na permissie van rode truidrager Wim, bij wie ik onder contract sta, te hebben ontvangen ging ik enigszins met knikkende knieën richting Made met Peter Kuijpers. Onze wegen zouden zich snel scheiden, ik ging vandaag voor het eerst met de Tour mee. Ik was eraan toe. Het was echt de eerste keer. De laatste keer dat ik me aan wat hogere snelheden waagde was er nog een A en B groep.
Maar ik ging met een dosis vertrouwen na veel aanmoedigingen van alle kanten.
Het was heerlijk weer. Het zou later erg benauwd en warm worden, hoewel een aangekondigde flinke wind dit wat zou verlichten.
Onderweg gingen we. Het was een mooie groep, en het was wel duidelijk dat men er zin in had. Niet per se volg gas ineens, maar er was een prettige sfeer, en het gaf mij tijd om wat te wennen.
Eerlijk gezegd heb ik vaak nauwelijks een idee waar ik fiets en laat me, zoals dat hoort, leiden door de leider. Gerard v.O. had in elk geval zijn uiterste best gedaan, een prachtige route volgde.
Natuurlijk begin je na zoveel jaren wel ongeveer te zien waar je rijdt en de weg te herkennen. De route ken ik echter niet en heb ook geen flauw idee hoe ik dat op mijn telefoon moet zetten. Maar de aanwijzingen van Gerard waren prima.
Na een kilometer of 35 werd besloten, haast zonder woorden, om te gaan “draaien”. Kop over kop. Al het me lukt mee te draaien vind ik dit het allerleukste om te doen. Aanstekelijk was daarbij het enthousiasme van Johan. En eenieder draaide lekker mee. Het is soms wat wennen van welke kant van kop af te gaan, maar het zat redelijk in elkaar. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet alle wegen zich lenen voor deze manier van fietsen. Is het was smaller op fietspaden met wind op de zij, dan zit een flink deel van een grotere groep als snel “op het kantje” en dan is overnemen niet zo makkelijk meer.
Maar het ging verder erg lekker, en ik kan niet anders melden dat ik er veel plezier in had.
Zo draaien en draaiden we langs de Galderse meren, waar we na kort overleg splitsten. Lichamelijk ongemak hakte er bij twee van onze fietsmakkers in, en die besloten samen de weg te vervolgen.
Ergens ten zuiden van het Liesbos (dat weet ik dan ongeveer wel weer, maar ik kan er een paar kilometer vandaan zitten) stuitten we op een wielerkoers, en werden we zeer aangenaam verrast door iemand die daar vanwege hand en spandiensten of coaching (het was wat lastig te volgen) ook stond te wachten. Het was Ad Prinsen. Ik doe niet aan heldenverering, maar als klein menneke keek ik enorm tegen hem op, en hij is een van de redenen geweest dat ik wilde gaan koersen.
De oversteekjuffen van de koers waren zeer coulant en lieten ons een deel van het parcours gebruiken om onze weg te vervolgen. We gaven natuurlijk wel wat extra gas om in elk geval de coureurs voor te blijven. En natuurlijk ook om nog enige indruk achter te laten voor degenen die aan de kant stonden te kijken.
Door het Liesbos gingen weer richting Prinsenbeek om via “Den Elsakker” het viaduct over de Mark te beklimmen. De wind tegen, meer dan 0.005% stijging en meer kilometers dan gebruikelijk deden mij breken. Een forse deuk in mijn ego, ik moest lossen. Niet ver en niet lang, maar zoals de Belgen zeggen: “Er zat niks meer op!”.
Gelukkig hadden we vanaf het tankstation tot aan Made de wind mee. Op het tandvlees kon ik nog aanklampen. Maar het lukte. Eenmaal bij het gemeentehuis heb ik de metingen afgedrukt op mijn telefoon. Volledig gesloopt. Maar zeer voldaan en dankbaar dat ik mee kon.
Na afscheid te hebben genomen was het bijna Surplace naar huis en overwoog ik de laatste 10 meter op de brug over het kanaal naar Geertruidenberg te gaan lopen.
Mag ik iedereen hartelijk danken voor deze fantastische rit. Het was een feestje. Een besef dat overigens pas volgde nadat ik een uur op de bank heb gezeten en mijn vrouw me omhoog moest helpen richting de badkamer.
Gerard Koops